Dit is een demo-winkel. Een geplaatste bestelling zal niet worden verwerkt.

Fotograferen met een flitser – deel 2

Inleiding

Aan de hand van een twee artikelen wil ik uitleggen hoe een reportage flitser het beste gebruikt kan worden. Het doel is een foto met flits die het niet uitstraalt dat er een flitser is gebruikt. Op eenvoudige manier uitleggen hoe er met een flitser omgegaan moet worden is niet zo simpel. Elke situatie vraagt om een eigen instelling op zowel camera als flitser. Bovendien is er dan nog niet een 'goede' of 'slechte' manier, tenzij je misschien de recht toe, recht aan flitsfoto neemt die we allemaal zo vervloeken.

In deel 1 heb ik een poging ondernomen om de werking van de flitser in automatische modus, het TTL systeem, uit te leggen. Belangrijk is daarbij de relatie die het heeft met de instellingen van de camera. Daarbij is er een belangrijke regel naar voren gekomen die we in het achterhoofd moeten houden.

De sluitertijd bepaalt de belichting van de omgeving,
de flitser bepaalt de belichting van het onderwerp.

In het artikel komt ook duidelijk naar voren dat de sluitertijd niet bepalend is voor de belichting door de flits waardoor we in principe alle, of bijna alle sluitertijden kunnen gebruiken die we maar willen. Welke we kiezen is niet eenvoudig te beantwoorden; dit hangt af van zowel de omgeving, de omstandigheden als de wensen van de fotograaf wat betreft de uitstraling van de foto. Ik ga hier in dit tweede deel iets meer over vertellen. Maar eerst kijken we even naar de kwaliteit van het licht en hoe we dit zo goed mogelijk kunnen krijgen.


Het flitslicht

We noemen flitslicht onflatteus, lelijk en hard. Waarom eigenlijk?

De reden ligt hoofdzakelijk in de afmeting van de flitskop. Die is tè klein om een mooie kwaliteit licht te produceren. Deze lichtbron levert weliswaar voldoende licht, maar het komt allemaal uit een klein punt waardoor er op het onderwerp, zoals een gezicht, harde schaduwen ontstaan. Hoe kleiner de lichtbron, hoe erger dat zal zijn. Hieruit is de oplossing al direct duidelijk: een grotere lichtbron. Als we naar een fotostudio kijken zien we dan ook hele grote lichtbronnen: de flitsers en/of lampen in softboxen. Het oppervlak dat licht uitstraalt is vele malen groter waardoor het onderwerp, het gezicht egaler verlicht wordt. De schaduwen zijn er nog wel, maar ze worden zachter. Nu is ook direct duidelijk waarom we spreken van een 'softbox'.

Om het heel simpel te stellen willen we met onze reportage flitser ook dat zachte licht van de softbox hebben. Met die gedachte zijn er legio hulpmiddelen op de markt die allemaal één enkel doel hebben: het vergroten van de lichtbron om zo het harde flitslicht te verzachten. De meeste hulpmiddelen hebben echter nog steeds één belangrijk nadeel: een groot deel van flitslicht komt nog steeds frontaal van voren.

Kijk naar de foto van de studio: het licht komt niet frontaal van voren, maar vanuit een hoek. En dit is, samen met die grote lichtbron, iets wat we met de flitser op de camera willen imiteren.


Indirect flitsen

Dus, heel simpel gezegd: een grotere lichtbron en niet frontaal. Zo willen we het licht zien. Als we de flitser op de camera houden, en dat willen we, is er maar één oplossing: indirect flitsen.

Indirect flitsen betekent niets meer dan het licht via een muur of plafond (of iets anders) laten reflecteren. Op deze manier kunnen we in een keer de twee wensen invullen: geen frontaal licht en een groter oppervlak. Het enige dat we moeten doen is de flitskop van de flitser in de gewenste richting draaien: links, rechts, boven, achter… De roterende flitskop is precies voor dit doel ontworpen en misschien wel de belangrijkste mogelijkheid die het apparaat biedt want het laat ons, de fotograaf, het licht sturen.

Indirect via… wat?

Kijk goed rond in de kamer of ruimte waar de foto's gemaakt gaan worden. Er kan heel veel gebruikt worden om het licht te laten reflecteren. Muren, het plafond, gordijnen, een pilaar en zelfs het witte overhemd van een omstander. Het maakt niet uit wat, zo lang het maar een redelijk lichte kleur heeft. Hoe groter het oppervlak waarop we het licht willen reflecteren, hoe zachter het licht gaat worden. Maar wat misschien nog wel belangrijker is, het licht kan op deze manier vanuit een andere hoek komen. We hebben niet langer te maken met een frontale flits.

Pas echter op met het gebruik van ramen of spiegels als reflector. Hoewel dit in eerste instantie ideaal lijkt blijft de flitser in het spiegelende oppervlak een kleine lichtbron waardoor er weliswaar indirect licht is, maar in veel gevallen geen groter oppervlak.

Indirect flitslicht is bijna altijd mogelijk, zelfs op de meest vreemde plaatsen. Zelfs buiten zo lang we het onderwerp maar op de juiste plek hebben staan. Dit betekent dat we als fotograaf de juiste plek en positie moeten kiezen indien de situatie dat toelaat. We moeten dus een beetje dirigeren. De onderstaande foto is daar een goed voorbeeld van. Voor deze foto is de gevel van het gebouw aan de linkerkant gebruikt om het flitslicht te reflecteren, wat goed te zien is in de uitgezoomde foto van de locatie. Door de juiste sluitertijd (1/60 sec), diafragma (f/2,8) en ISO waarde (ISO1600) te kiezen is zo een mooie balans ontstaan tussen de achtergrond verlichting en het indirecte flitslicht op het model.

Indirect flitsen heeft wel een belangrijke consequentie. De afstand die het licht moet afleggen is veel groter dan bij frontaal flitsen. In de bovenstaande situatie is dit goed te zien. De afstand tot het model bedraagt ongeveer 5 meter. De afstand tot de muur ook, voor wel mij als fotograaf als het model. Het flitslicht moet dus een afstand van 10 meter afleggen. De flitser moet dus krachtig genoeg zijn, of we moeten de ISO waarde van de camera hoog genoeg instellen zodat de afstand geen probleem zal opleveren.


Lichtkwaliteit

Hoe verbetert de lichtkwaliteit bij het indirect flitsen? Om dat duidelijk te maken heb ik, bij gebrek aan een mooi model, mijzelf als onderwerp genomen en een aantal portretten gemaakt met direct en indirect flitsen.

De verbetering van indirect flitsen wordt direct duidelijk. Het laat ook zien dat de mooiste manier van indirect flitslicht niet via een plafond is. Licht van boven levert het risico op van donkere schaduwen onder de wenkbrauwen, neus en kin. Als het licht van links of rechts komt levert dit een aangename schaduwwerking op die heel natuurlijk aandoet.

Om een idee te hebben hoe de lichtsituatie in de kamer was heb ik een foto die zonder flits gemaakt is. De instellingen van de camera zijn hetzelfde als bij de foto's met flits: 1/60sec, f/5,6 en ISO1600. Het laat zien dat alleen het flitslicht de belichting heeft bepaald en dat het omgevingslicht geen enkele rol speelt.

In feite had ik beter een sluitertijd kunnen kiezen die overeenkomt met de flits synchronisatietijd (1/200), simpelweg omdat de flitser met die sluitertijd optimaal werkt, maar ook omdat de langere sluitertijd van 1/60 geen invloed heeft op de uiteindelijke belichting. Als ik het omgevingslicht een rol had willen meegeven in de foto was een sluitertijd nodig geweest die zeker 2 stops langer was. Alleen dan had de foto een andere uitstraling gekregen.


Lichtverspilling

Wanneer een object gebruikt wordt om het flitslicht te reflecteren zal het licht natuurlijk niet alleen op het onderwerp vallen. Ook de omgeving zal worden verlicht. In welke mate dit gebeurt is afhankelijk van de grootte van de ruimte waarin gefotografeerd wordt. Als die ruimte klein genoeg is zal het flitslicht alles in een aangenaam licht zetten: het lijkt overal vandaan te komen. Maar als de ruimte heel groot is zal het licht in de ruimte verloren gaan (zie het hoofdstuk 'lichtafval' uit deel 1). Alleen het onderwerp dat 'binnen bereik' ligt zal voldoende verlicht worden.

In de bovenstaande foto is het effect van lichtafval goed zichtbaar. Er is indirect via het plafond geflitst, wat ook te zien is. Het onderwerp (ikzelf aan het fotograferen) is goed belicht, maar het model dat gefotografeerd wordt is al te donker. Achteraan in de zaal is alles heel erg donker geworden: het flitslicht is daar al zo zwak dat het bijna niets meer kan verlichten. In feite lopen we tegen hetzelfde aan als bij flits van frontaal: de achtergrond wordt (te) donker. Maar het grote verschil met frontaal flitslicht is, dat het licht uit een prettigere hoek komt, en bovendien zachter is waardoor de totale uitstraling van de foto veel aangenamer wordt. Mijn inschatting bij deze foto is, dat indirecte flits via de rechterkant, zelfs iets naar achteren waar een wand bevond, een betere lichtkwaliteit had opgeleverd omdat het licht in dat geval in gelijke sterkte naar het model als ik gereflecteerd zou zijn. Dit had echter een even donkere achtergrond opgeleverd als nu in de foto te zien is.


Camera instelling

Het indirect flitsen is mooi, maar welke instelling kan het beste gebruikt worden voor het beste resultaat?

Voor flitsfotografie is het altijd de beste keuze om de camera op manual in te stellen. Met andere woorden: zelf een diafragma en sluitertijd kiezen. De gedachte is als volgt: in vrijwel alle gevallen is het licht in een ruimte constant; het verandert niet of nauwelijks. Door de camera handmatig in te stellen weten we zeker dat de belichting van de omgeving elke keer hetzelfde is.

Het diafragma kiezen we naar gelang de scherptediepte die we willen hebben, en de ISO moeten we zeker niet tè laag kiezen want hoewel een flitser heel krachtig kan zijn, kan het niet onbeperkt licht leveren.

ISO

De ISO waarde moeten we kiezen aan de hand van de ruimte waar we de foto's moeten maken. Bevinden we ons in een grote ruimte die misschien ook nog donkere wanden heeft, dan is het verstandig om de ISO hoog te zetten. We willen immers voorkomen dat we meer licht nodig hebben voor een goed belichte foto dan de flitser kan leveren. Maar als de ruimte hele lichte wanden heeft, en eventueel ook nog erg klein, dan kunnen we volstaan met een lage ISO waarde. De onderstaande foto geeft een redelijke inschatting hoe groot de ruimte is, en welke bovendien voorzien is van hele lichte wanden. Hier volstond ISO 200, diafragma f/4,5 en een sluitertijd van 1/200 sec.

Sluitertijd

Omdat we volledig vrij zijn om een sluitertijd te kiezen, zo lang deze maar niet sneller is dan de flitssynchronisatie tijd, is het moeilijk om daar de juiste keuze in te maken. Voor een goede keuze moeten we de situatie bekijken. Als ik de bovenstaande foto bekijk zie ik heel veel wanden die het licht perfect reflecteren. Bovendien is de ruimte niet eens zo erg groot. Het flitslicht zal dus de hele ruimte vullen als ik indirect ga flitsen. Ik kan er bovendien vanuit gaan dat het flitslicht de dominante bron van licht zal worden. Het is dus niet nodig om rekening te houden met het aanwezige (natuurlijke) licht. In deze situatie is de flits synchronisatie tijd de beste sluitertijd om te kiezen.

Natuurlijk zijn niet alle ruimten zo klein en licht van kleur. In een grote ruimte, of in een ruimte met donkere wanden, zal een sluitertijd die overeenkomst met de flits-synchronisatietijd niet langer een fijne belichting opleveren. In een dergelijke ruimte kan de flitser nooit voldoende licht produceren om alles bij te lichten. Het resultaat is misschien wel een goed belicht onderwerp, maar met een onderbelicht – of zelfs zwarte – achtergrond. In die gevallen is het verstandig om de sluitertijd af te stemmen op het lichtniveau van de ruimte zelf. Dit zal betekenen dat er een hoge ISO noodzakelijk is teneinde een te langzame sluitertijd te voorkomen.

We proberen het bestaande licht van de ruimte waarin we zijn te combineren met het flitslicht. In de bovenstaande foto is dit gedaan: de foto is gemaakt met ISO1600, diafragma f/2,8 en een sluitertijd van 1/60 sec. Het flitslicht is via de wand rechts gereflecteerd. De keuze voor de ISO en sluitertijd is voortgekomen uit een normale lichtmeting in de ruimte zelf. Deze meting heb ik handmatig ingesteld op de camera en vervolgens ongeveer twee stops donkerder gezet. Met andere woorden, de instelling van 1/60 sec bij ISO1600 en f/2,8 levert een belichting op die 2 stops onderbelicht is. De flitser heeft die 2 stops gecompenseerd. Dit wordt ook populair "dragging the shutter" genoemd.

In hele donkere en grote ruimtes kan het voorkomen dat de ISO waarde heel hoog gezet moet worden om te voorkomen dat de sluitertijd tè lang gaat worden. Er moet ten slotte voorkomen worden dat het onderwerp met bewegingsonscherpte op de foto komt. Vergeet niet dat het snelle flitslicht in dit geval de beweging niet kan bevriezen omdat het omgevingslicht zo'n grote rol is gaan spelen. Een hoge ISO met de ruis die daarmee gemoeid is zal dan geaccepteerd moeten worden. Het alternatief is geen foto of een foto met een slechte flitsbelichting. Gelukkig kunnen de moderne camera's steeds betere resultaten produceren met hele hoge ISO waarden.

Diafragma

Het diafragma wordt bepaald door de scherptediepte waar we als fotograaf voor kiezen. Mocht het zo zijn dat de flitser niet krachtig genoeg is om voldoende licht te geven, en is de ISO zo hoog ingesteld als we maximaal willen gaan, dàn kunnen we het diafragma (indien mogelijk) verder open draaien.


Een richtlijn

Aan de hand van het bovenstaande kunnen we een algemene richtlijn aanhouden voor de keuze van de instelling van de camera bij gebruik van flits.

Kleine lichte ruimte:
Flits synchronisatie tijd en lage of middelhoge ISO waarde

Grote en/of donkere ruimte:
Hoge ISO waarde en een sluitertijd die +/-2 stops onder het heersende lichtniveau ligt

Natuurlijk zijn dit niets meer dan richtlijnen. Ze zijn helemaal afhankelijk van de situatie, de heersende lichtomstandigheid en de wensen van de fotograaf. Maar ik denk dat aan de hand van deze twee richtlijnen, samen met de achtergrond van het flitsen, een goede inschatting gemaakt kan worden. Vergeet nooit dat er altijd van deze richtlijnen afgeweken kan en mag worden. In alle gevallen is het verstandig om eerst een aantal testfoto's te maken.


Een stapje verder: licht sturen

Direct flitslicht is niet mooi, dat is duidelijk. Indirect flitsen kan daarin een hele verbetering brengen waardoor het licht zachter wordt, soms zelfs vergelijkbaar met het resultaat uit een fotostudio. Maar het kan altijd beter want in de meeste gevallen zal bij indirect flits nog altijd een deel van het flitslicht direct op het onderwerp vallen. Met andere woorden: we hebben nog altijd een klein beetje direct/frontaal licht.

Het bovenstaande voorbeeld met indirecte flits laat het frontale licht zien aan de hand van de hele lichte slagschaduw naast het gezicht. Als we naar de positie van de flitskop kijken is er nog altijd een klein beetje van de flitsbuis te zien. Zo lang het onderwerp de flits kan zien zal er frontaal licht blijven bestaan, hoe weinig ook. Door de flitsbuis volledig af te schermen zal ook dit laatste beetje frontaal licht verdwijnen. Het resultaat is dat er uitsluitend licht van de zijkant komt. Dit wordt met de Engelse term "Directional light" genoemd: licht dat uitsluitend uit één richting komt. Het verschil dat dit afschermen van de flitser teweeg brengt is overduidelijk. Dit afschermen wordt het vlaggen van de flitser genoemd, een beetje vreemde term die natuurlijk uit het Engels komt: "Flag the flash."

Het hulpmiddel dat ik gebruik is een Rogue Flashbender; een luxe versie van een simpel stukje zwart vilt dat het mogelijk maakt om het flitslicht volledig naar en via de richting te sturen die je als fotograaf wilt. Welk hulpmiddel er ook gekozen wordt, het idee is dat er geen licht in een richting 'lekt' die niet gewenst is.


Flitshulpmiddelen

Hoe zit het dan met al die andere flitshulpmiddelen die in de handel zijn, zoals de populaire Stofen Omnibounce en alle andere opzetstukken? Daarover wil ik alleen dit kwijt: ze verzachten allemaal het licht op de ene of andere manier, en de meeste hulpmiddelen doen dit door het licht deels indirect op het onderwerp te laten vallen. Ze verstrooien het licht werkelijk in alle richtingen waardoor er een diffuus alom vertegenwoordigt licht ontstaat. Het resultaat van al deze hulpmiddelen levert een prettiger licht op dan het directe harde flitslicht.

In veel gevallen veroorzaken deze hulpmiddelen een hoop verlies aan licht dat het onderwerp niet kan bereiken waardoor ze inefficiënt met het flitslicht omgaan. Maar wat al deze hulpmiddelen vrijwel niet voor elkaar krijgen is het directional light: ze zorgen nog altijd voor een deel direct/frontaal licht.

Het is niet zo dat al deze hulpmiddelen het flitslicht tot slecht of ongewenst licht omvormen. Elk hulpmiddel kan zijn eigen soort licht creëren en het is aan de fotograaf om dit licht op de juiste manier te gebruiken. Met andere woorden: er is geen heilige graal als het op flitshulpmiddelen aan komt. Zelfs het indirect flitsen via een muur, met of zonder afscherming, is niet in alle situaties bruikbaar. Dit betekent dat er in sommige gevallen niet anders geflitst kan worden dan frontaal.


Het risico van kleurzweem

Indirect flitsen kan een nadeel hebben. Indien de wand of het object dat als 'reflectiescherm' gebruikt wordt niet wit is, is de kans groot dat het flitslicht niet langer neutraal van kleur is. de foto krijgt dan een kleurzweem die min of meer gelijk is aan de kleur van de wand.

Als het flitslicht de belangrijkste lichtbron is kan deze kleurzweem redelijk makkelijk in de workflow gecorrigeerd worden. Als het omgevingslicht echter een rol gaat spelen in de belichting zal het corrigeren moeilijker worden, of zelfs onmogelijk. Dit is dus iets waar heel goed op gelet moet worden.

In sommige gevallen kan het directe flitslicht, dat met een Flashbender, of iets vergelijkbaars, geblok wordt, voldoende zijn om de kleurzweem op het onderwerp te compenseren. Dit is een kwestie van een aantal testfoto's die vooraf gemaakt kunnen worden.


Invulflits bij daglicht

Flitsen met de reportageflitser op de camera is niet voorbehouden aan donkere locaties of in de avond. Ook met daglicht kan een flitser een prachtig hulpmiddel zijn om het onderwerp goed uit te lichten. We gaan de flitser in dit geval niet gebruiken als belangrijkste lichtbron, maar als aanvulling om donkere schaduwen te verzachten en op te lichten.

Voor dit doel is het wel nodig om op een heel andere manier om te gaan met de instellingen van de flitser en de camera. We blijven het TTL systeem van de flitser gebruiken, maar ook de automatische belichtingsmeter van de camera, puur voor het gemak. We houden daarvoor één ding goed in de gaten: de flits synchronisatie tijd. Met andere woorden: snellere sluitertijden kunnen en willen we niet gebruiken, ook niet als de zon vol aan de hemel staat.

Indirect flitsen is in dit geval vrijwel onmogelijk. Het flitslicht is daar in het daglicht vrijwel altijd te zwak voor, behalve misschien in enkele speciale en uitgekiende situaties. Ga ook in geen geval gebruik maken van hulpmiddelen zoals een omnibounce of Lightsphere. Daarmee wordt het flitslicht letterlijk verspilt omdat het licht ook naar richtingen wordt geleidt waar het niets kan verlichten of op reflecteren. Ze maken totaal geen verschil in belichting. Invulflits in deze situaties werkt het beste als het direct en frontaal gebruikt wordt. Stel de flitslichtcompensatie in op -1 FEV of -2FEV, of zelfs nog verder, zodat het flitslicht letterlijk alleen de schaduwen iets minder donker maakt. Op volle kracht flitsen werkt averechts: het onderwerp wordt plat geflitst. Probeer dit eerst uit voordat het in de praktijk gebruikt wordt. Het blijkt namelijk dat onder andere Canon en Nikon flitsers elk anders met invulflits omgaan.

De instellingen van de bovenstaande foto geven goed weer dat de belichting van de omgeving los gezien kan worden van de belichting door het flitslicht. De foto is 1,3 stop langer belicht (+1,3EV) dan de meter aan heeft gegeven om het tegenlicht te compenseren. De flitser is echter 1 stop zwakker gemaakt (-1FEV) om te voorkomen dat de mannen overbelicht werden. Er is hierdoor een fijne balans verkregen tussen het omgevingslicht en het flitslicht zodat de totale foto een natuurlijke uitstraling heeft gekregen.

Om erachter te komen hoe de belichting exact ingesteld moet worden is het een kwestie van systematisch te werk gaan en test opnames te maken. Zorg ervoor om eerst een goede belichting van de omgeving te krijgen, zonder de flitser in te schakelen. Probeer indien mogelijk de sluitertijd rond de flits-synchronisatietijd te houden. Dit kan onder andere door de camera op sluitertijdvoorkeuze te zetten zodat de camera zelfstandig het juiste diafragma erbij kiest. Eventueel kan ervoor gekozen worden dat de camera ook nog automatisch de ISO waarde kan bijsturen. Indien nodig kan met belichtingscorrectie de lichtmeter van de camera bijgeregeld worden zodat de belichting van de omgeving volledig naar wens is. Schakel de flitser pas in als die gewenste belichting bereikt is. Stel de juiste flitslichtcompensatie in door middel van enkele testfoto's. Een waarde van -1 FEV is een goede uitgangspositie.


Tot slot

Met dit artikel heb ik een aantal handvatten gegeven waarmee goede resultaten behaald kunnen worden met een reportageflitser op de camera. Het laat zien dat het resultaat niet de lelijke plat geflitste foto hoeft te zijn. Deel 1 heb ik gebruikt om enige uitleg over de werking van de flitser in combinatie met de belichtingsinstellingen van de camera uit te leggen. Met deze kennis moet het in deel 2 duidelijk zijn geworden hoe de flitser ingezet kan worden om nette, natuurlijke of zelfs mooie resultaten te behalen. Ik heb bewust geen gebruik gemaakt van hulpmiddelen, behalve de afscherming van de flitser door een Flashbender of iets vergelijkbaars. Het is belangrijk om het zo simpel mogelijk te houden.

Flitsen met een reportageflitser op de camera is voorbehouden aan situaties waarbij er snel gewerkt moet worden en er geen tijd is om een uitgebreide lichtopstelling te creëren. Maar deze manier de flitser gebruiken heeft beperkingen die voornamelijk aan de omgeving liggen, of aan de kracht van de flitser. Wil je verder gaan dan is strobist fotografie de volgende stap: de flitser los van de camera gebruiken.

Als laatste wil ik duidelijk maken dat flitsen niet altijd de oplossing is. Met andere woorden; hoe goed en natuurlijk de foto ook uitgelicht kan worden met een flitser op de camera, soms moet je er gewoon voor kiezen om de flitser uit te zetten en te spelen met het aanwezige licht. De keuze is aan de fotograaf.




Nando Harmsen
Fotograaf

Nando Harmsen is een professioneel trouwfotograaf met als hobby landschapsfotografie. Daarnaast helpt hij graag de (beginnende) fotograaf met tips en trucs, geeft lezingen en workshops over zijn fotografie. Nando heeft door de jaren heen een eigen herkenbare stijl ontwikkeld, wat heeft geleid tot veel publicaties en exposities in zowel binnenland als buitenland.