U heeft geen producten in uw winkelwagen.
Fotograferen met een flitser – deel 1
Inleiding
Over het algemeen wordt het fotograferen met flitslicht verfoeid. De reden is heel eenvoudig; fotograferen met een flitser levert lelijke foto's op. Er zijn harde schaduwen, de belichting is verre van perfect, koud en lelijk, de sfeer van de omgeving wordt teniet gedaan. Toch zijn er situaties waarin fotograferen zonder flits simpelweg niet mogelijk is, zelfs niet met de ongelofelijk hoge ISO waarden die de moderne camera's aan kunnen. In dat geval fotograferen we liever niet, lijkt het wel. We denken over het algemeen dat alleen met losse flitslampen een mooi resultaat te behalen valt. Maar dan praten we over studio omgevingen. Of strobist fotografie, wat in feite een fotostudio op locatie genoemd kan worden.
En toch is het mogelijk om ook met de flitser op de camera een goed resultaat te behalen. Met een beetje inzicht en techniek is het mogelijk om de flitser op de camera zo te gebruiken dat de foto natuurlijk oogt, zonder lelijke schaduwen of het plat geflitste beeld dat we ons allemaal voorstellen. Het is waar dat er beperkingen zijn aan het gebruik van een flitser op de camera, het is ook waar dat die beperkingen heel wat minder zijn dat we in eerste instantie denken.
Met dit artikel wil ik niet alle ins-and-outs van het gebruik van de flitser laten zien, maar eerder een basis leggen voor het juist gebruik van een flitser op de camera. Daarbij bedoel ik dan niet de ingebouwde flitser, maar een reportageflitser. Voor ik daar op kom is het belangrijk om te weten hoe een flitser werkt en hoe de relatie met de camera is, want alleen dan is het te begrijpen wat mogelijk is en wat niet. De werking van de flitser vertel ik in deel 1. In deel 2 ga ik verder in op de techniek bij het gebruik van de flitser.
TTL - Through The Lens
Het moderne flitsysteem wordt aangeduid met TTL. Dit betekent Through The Lens en is niets meer dan een korte benaming over hoe het systeem werkt. Het TTL systeem maakt namelijk gebruik van de lichtmeting van de camera, door het objectief heen (vandaar de naam). De benodigde hoeveelheid flitslicht wordt bepaald door de lichtmeting in combinatie met een voorflits. Hoe dit tot in detail werkt is niet interessant voor de fotograaf, maar weten hoe dit globaal werkt is wel belangrijk. Daarvoor breken we het maken van een foto met een flitser in stukjes en kijken stap voor stap wat er gebeurt.
- Ontspanknop wordt half ingedrukt: omgevingslicht wordt gemeten
- Ontspanknop wordt volledig ingedrukt: voorflits wordt afgevuurd en de reflectielicht gemeten
- omgevingslicht en reflectielicht worden vergeleken waarmee de flitssterkte wordt bepaald
- camera spiegel gaat omhoog en het eerste sluitergordijn gaat open
- de hoofdflits wordt afgevuurd
- het tweede sluitergordijn sluit en de camera spiegel klapt neer
Door dit systeem is het flitsen heel eenvoudig geworden. Het is niet langer nodig om te rekenen met flitssterkte, diafragma en afstand. Met de voorflits en de lichtmeting regelt de camera en flitser een gedoseerde hoeveelheid licht. Hier ligt ook het grote verschil tussen vroeger en het heden: de flitssterkte is variabel. Daardoor is het mogelijk geworden om binnen grenzen met verschillende diafragma's en ISO waarden te flitsen zonder dat dit effect heeft op de belichting van het onderwerp. Het TTL systeem compenseert dit met het evenredig aanpassen van de flitssterkte.
Het volgende voorbeeld laat de kracht van het TTL systeem duidelijk zien. Er is (direct) geflitst met TTL waarbij het diafragma en ISO waarde bijna willekeurig is gekozen. Of de ISO nu hoog is met een grote lensopening, of een lage ISO met kleine lensopening, de (flits)belichting is correct.
Wat betekent dit in de praktijk? Heel eenvoudig gezegd; kies een diafragma en ISO waarde en de camera / flitser regelt de juiste belichting. Natuurlijk zit hier een limiet aan in de vorm van de maximale sterkte van de flitser. Er is een moment dat de flitser zelfs op volle sterkte niet voldoende licht kan geven waardoor de foto te donker wordt. Of andersom, de flitser kan niet minder licht geven waardoor een overbelichte foto ontstaat. Want ook dat is mogelijk. Maar binnen die grenzen regelt de camera / flitser alles voor de fotograaf.
Wat is richtgetal?
Een flitser kan maar een maximale hoeveelheid licht produceren. De kracht van de flitser wordt weergegeven in de vorm van het richtgetal. Hoe hoger het richtgetal, hoe krachtiger de flitser is. Maar wat betekent deze waarde precies?
Het richtgetal is een overblijfsel uit vroegere tijden toen de flitser alleen maar een vaste hoeveelheid licht kon geven. Het is de maximale flitsafstand die overbrugt kan worden bij ISO100 en diafragma f/1. Hoe krachtiger de flitser, hoe groter de maximale flitsafstand, hoe groter het richtgetal. Dit is natuurlijk een theoretisch getal want op een paar exotische uitzonderingen na zijn er geen objectieven die zo'n grote lensopening hebben. Maar het richtgetal gaf vroeger een manier om het benodigde diafragma te berekenen bij het flitsen over een bepaalde afstand. Daarvoor was de volgende formule nodig:
Als de fotograaf de afstand tot het onderwerp bepaald had kon op die manier berekend worden welk diafragma ingesteld moest worden. Dit was nodig omdat de flitser alleen een vaste hoeveelheid licht kon produceren. Met andere woorden, een vast richtgetal. Omdat de moderne flitser de hoeveelheid licht kan variëren mag gezegd worden dat de moderne flitser een variabel richtgetal heeft. Daardoor is er bij een gekozen diafragma niet langer een bepaalde flitsafstand, maar een flitsbereik. In de onderstaande foto is dit zichtbaar.
Zoals op het scherm van deze flitser (met maximaal richtgetal 50 in deze instelling) te lezen is, heeft de flitser bij diafragma f/5,6 een flitsbereik van 1 meter tot 9 meter. Wanneer deze flitser geen variabele hoeveelheid licht kon geven zou bij dit richtgetal en diafragma altijd en alleen maar op 9 meter een goede belichting bereikt worden. Zou het onderwerp op 4,5 meter afstand staan dan moest je vroeger het diafragma verzetten naar f/11 ( diafragma = richtgetal 50 / afstand 4,5 meter). Met deze moderne flitser is dat niet nodig omdat die de flitsintensiteit aanpast. Met wat rekenwerk is dan te bepalen dat het richtgetal verlaagd wordt naar 25.
Werkelijkheid en marketing
De kenner zal in de bovenstaande foto de Canon Speedlite 600EX-RT herkennen. De fabrikant vertelt ons dat deze flitser een richtgetal heeft van 60 in plaats van het getal 50 dat ik genoemd heb. En dat klopt, allebei. Dit komt omdat de moderne flitsers een flitskop hebben die kan zoomen. De 600EX-RT flitser heeft een zoomkop die de flits kan bundelen waardoor de hoeveelheid licht geconcentreerd wordt. Bij de maximale zoom heeft de 600EX een bundel die overeenkomt met de beeldhoek van een 200mm objectief. In die stand is het richtgetal 60 omdat de afstand die het licht kan overbruggen groter is geworden. In de foto die ik als voorbeeld gebruikt heb is de flitsbundel zo breed als de beeldhoek van een 35mm objectief. Hierdoor wordt het licht meer verdeeld en komt het richtgetal uit op 50.
De zoomkop van deze flitser kan tot 24mm en met een hulpmiddel zelfs tot 17mm. In die gevallen zal het richtgetal ook lager zijn omdat het de hoeveelheid licht die de flitser kan leveren over een breder gebied verdeeld wordt.
Wat moeten we ermee?
Wat kunnen we nu nog met het richtgetal? Het antwoord hierop is heel simpel: niets (uitzonderingen daar gelaten). We laten de computer in de flitser simpelweg het werk doen en rekenen met de variabele richtgetallen, diafragma's en ISO waarden. Voor ons als gebruiker is het alleen nog maar een waarde die aangeeft hoe krachtig de fabrikant de flitser heeft gemaakt.
Lichtafval
Nee, dit is geen afval, maar met een goede intonatie licht-af-val. Het is iets waar het flitslicht last van heeft: het zwakker worden van het licht naarmate de afstand tot de flitser groter wordt. In feite veliest het licht intensiteit naarmate het verder moet komen. En dat gebeurt heel erg snel;, zo snel dat bij een verdubbeling van afstand er 4 maal zoveel licht verloren gaat. Als de afstand verdrievoudigd wordt, is de lichtafval zelfs 9 maal zo groot. En voor een afstand die vier keer zo ver is wordt de hoeveelheid licht een factor 16 minder. De getallen doen er niet toe, een plaatje laat dit veel beter zien.
Dit betekent dat iets wat dichterbij staat dan het onderwerp direct overbelicht zal zijn, en iets wat zich achter het onderwerp bevind heel snel in de duisternis zal verdwijnen. Dat is de reden waarom we allemaal de flitsfoto's met de zwarte achtergrond hebben gezien, of een overbelichte voorgrond. Vooral als er meerdere onderwerpen zijn die we willen belichten zullen we merken dat het inde foto van overbelicht voorin tot onderbelicht achterin zal gaan. Willen we direct van voren flitsen, dan moeten we rekening houden met dit effect.
Flits synchronisatie tijd
Elke camera heeft een flits synchronisatie tijd. Dit is de snelste sluitertijd waarmee de flitser probleemloos kan werken. De flits synchronisatie tijd is afhankelijk van het merk en type camera en niet van de flitser. Normaal gesproken ligt de flits synchronisatie tijd tussen de 1/200 sec en 1/500 sec. Met snellere sluitertijden kunnen we zonder een trucje uit te halen niet flitsen.
De flits synchronisatie tijd heeft niets te maken met de tijdsduur van de flits. De werkelijke flits, de tijd die de flitser het licht afgeeft, ligt in de orde van 1/1000 sec tot 1/10.000 sec. Met andere woorden, het is een enkele korte puls van licht die sneller is dan de welke flits synchronisatie tijd dan ook.
Hoewel de bovenstaande bewering in werkelijkheid wat genuanceerder is dan ik vertel, kunnen we voor het gemak er vanuit gaan dat de flitsduur altijd ultra-kort is.
Wat bepaalt de flits synchronisatie tijd?
Om te begrijpen wat de snelste sluitertijd bepaalt waarbij een flitser probleemloos werkt, de flits synchronisatie tijd, moeten we even naar de werking van de sluiter van een camera kijken. De sluitertijd regelt de tijd waarin de film of sensor belicht wordt. het bestaat uit twee gordijnen die open en dicht gaan. Het eerste gordijn opent de sluiter, het tweede gordijn sluit het weer. Met de volgende animatie laat ik dit zien.
We zien in deze animatie met een oude analoge Praktica hoe het eerste gordijn opent (groen) waardoor de film belicht wordt met het beeld. Na een bepaalde tijd sluit het tweede gordijn en de foto is gemaakt. De tijd die tussen het openen en sluiten zit is de sluitertijd. Als er geflitst wordt zal dit gebeuren als het eerste gordijn helemaal geopend is.
Maar wat gebeurt er als de sluitertijd sneller wordt? Er is namelijk een moment dat de tijd tussen het openen en sluiten zo kort wordt dat het belichten op de bovenstaande manier niet langer werkt. In de onderstaande animatie laat ik zien wat er bij hele snelle sluitertijden gebeurt.
Het tweede gordijn volgt het eerste zo snel op dat sluiter niet meer helemaal geopend is. De opening is een spleet geworden die over de film of sensor beweegt. Hoe sneller de sluitertijd wordt, hoe smaller die spleet wordt. Als er nu geflitst wordt zal de film of sensor nooit helemaal belicht kunnen worden. Het resultaat is een donkere band over de foto waarvan de breedte afhankelijk is van de sluitertijd. Hoe sneller de sluitertijd wordt, hoe breder de donkere band.
Ergens in de reeks sluitertijden is een moment dat er een omslag is, dat de film of sensor niet langer in een keer belicht wordt maar via een smalle spleet. De sluitertijd waarbij de film of sensor nog nèt helemaal bloot ligt is de flits synchronisatie tijd.
Over het algemeen zal het niet mogelijk zijn om een te snelle sluitertijd in te stellen. De camera systemen voorkomen dit automatisch. Alleen bij off-camera flits (strobist) waarbij geen informatie naar de flitser gestuurd wordt bestaat dit risico nog.
Toch sneller dan de flits synchronisatie tijd
De meeste flitser hebben de mogelijkheid om toch bij snellere sluitertijden dan de flits synchronisatie tijd te flitsen. Hiervoor moet wel een speciale functie op de flitser geactiveerd worden: de Fast-Pulse flits, of hi-speed sync flits. Met deze functie zal de flitser niet langer die ultra-korte flitspuls geven, maar verdeeld over een langere periode. In het onderstaande schema is dit uitstekend weergegeven. Let ook op de voorflits, die in het TTL systeem zorgt voor het bepalen van de juiste belichting.
Het verschil tussen een normale flits en een hi-speed flits is duidelijk: de duur van de flits is zo lang als de gordijnen van de sluiter zich bewegen. Zodoende wordt voorkomen dat slechts een deel van de foto flitslicht 'ontvangt'. Het heeft wel een (hele) grote consequentie voor de kracht die de flitser kan geven. Doordat de beschikbare hoeveelheid licht niet langer in een ultra-korte puls wordt losgelaten maar verspreidt over een langere tijd zal de flitser nog maar 25% tot 33% van zijn oorspronkelijke kracht kunnen leveren. Een flitser zoals de de Canon speedlite 600EX-RT met richtgetal 60 zal nog maar een richtgetal van 20 overhouden. Om het meer praktisch uit te drukken: in plaats van maximaal 9 meter die de flitser bij f/5,6 kon leveren, zal dit nog maar 3 meter zijn. Een ander nadeel aan hi-speed flits is het snel leeg raken van de batterijen. Deze manier van flitsen vreet stroom.
En flitsen met langere sluitertijden?
Alle sluitertijden die langer zijn dan de flits synchronisatie tijd vormen geen probleem. De film of sensor zal altijd helemaal in één keer belicht worden, met één snelle ultrakorte flitspuls. Het maakt daarbij niet uit of er een sluitertijd van 1/200 sec, 1/60 sec of 1/5 sec gekozen is. Het onderwerp wordt alleen belicht op het moment dat de flits afgaat.
Hiermee komen we op een veel voorkomend misverstand: het idee dat de sluitertijd bepalend is voor de belichting wanneer we met een flitser op de camera fotograferen.
De sluitertijd bij flitsfotografie
Laten we even kijken naar de manier hoe een goed belichte foto tot stand komt. Dit gebeurt door een samenspel van ISO, diafragma en sluitertijd (lees mijn artikel hierover als dit niet duidelijk is). Er wordt een diafragma en ISO gekozen en de sluitertijd zorgt voor dat de sensor exact lang genoeg belicht wordt. Kiezen we een sluitertijd die te kort is, dan zal de foto te donker zijn. Wordt een sluitertijd gekozen die te lang is, dan is de foto te licht. Het is dus belangrijk om de sluitertijd exact goed te hebben.
Het effect van verschillende sluitertijden
Maar wat gebeurt er met gebruik van de flitser? In dat geval zal het TTL systeem met behulp van een voorflits meten hoeveel licht er nodig is om een goede belichting te krijgen. De flitser zorgt voor dat licht en omdat de flits zo verschrikkelijk kort is, zal de foto in die verschrikkelijk korte tijd exact belicht zijn. Het maakt dan niet meer uit of de sluitertijd 1/200 sec is of 1/60 sec. De flits zorgt voor de juiste belichting en het omgevingslicht speelt vrijwel geen rol.
De volgende serie foto's zijn gemaakt met allemaal dezelfde instellingen: ISO, diafragma, en flitsintensiteit (om het flitslicht gelijk te houden is deze van TTL gehaald en op manual gezet). Elke foto is met een andere sluitertijd gemaakt.
Zoals te zien is maakt het voor de belichting van het model niet uit welke sluitertijd we kiezen. De flits zorgt voor de belichting, niet de sluitertijd. Als we kritisch naar de foto's kijken valt er één ding op: de foto met 1/5 sec is anders van kleur. Dit komt omdat door de lange sluitertijd het omgevingslicht geregistreerd wordt, iets wat met de kortere sluitertijden niet gebeurt. Uit deze serie kunnen we een conclusie trekken:
de flitser bepaalt de belichting van het onderwerp.
Deze conclusie is misschien wel het belangrijkste van alles over flitsen; ik noem het de basis van alle kennis over flitsfotografie. Natuurlijk is dit het beste merkbaar in omgevingen waar het redelijk donker is, maar dit zijn nu net de plekken waar we het snelste gebruik zullen maken van flitslicht. Toch gaat dit ook op in lichte omgevingen waar we de flits willen gebruiken als invullicht.
Sluitertijd keuze
Als de sluitertijd niet uitmaakt, welke kunnen we dan het beste kiezen? Dit is een vraag waar geen simpel antwoord op te geven is. Misschien is het beste om te zeggen dat dit van de omgeving afhangt, van het lichtniveau en van de wensen van de fotograaf. Waar het in feite op neerkomt is de vraag in hoeverre we het omgevingslicht een rol willen laten spelen in de foto. Hoe dichter we bij een correcte belichting van het omgevingslicht zitten, hoe meer dit omgevingslicht een rol gaat spelen in de foto. Er komt een moment dat de flits niets meer dan een invullicht wordt voor je onderwerp, een manier om schaduwen in het gezicht op te lichten.
De foto's van het model, die ik overal als voorbeeld heb laten zien, zijn allemaal gemaakt met een flits direct van voren. De ruimte is klein en de flits is sterk genoeg om ook de omgeving te verlichten. De beste sluitertijd keuze zou in dit geval de flits synchronisatie tijd (1/200 sec) zijn omdat de flitser dan het meest optimaal werkt. Een andere sluitertijd kan, maar heeft weinig of geen effect, tenzij de sluitertijd zo lang wordt dat we het omgevingslicht gaan zien.
Wanneer we in een grotere ruimte zijn en we het omgevingslicht mee willen laten spelen in de foto zal een langere sluitertijd een betere keuze zijn. Dat voorkomt dat de achtergrond een grote zwart gat wordt waarin geen of nauwelijks detail te zien is.
In de bovenstaande foto is gebruikt gemaakt van directe flits in een grote zaal. Door een lange sluitertijd te kiezen wordt het omgevingslicht zichtbaar, maar de omgeving is ook bewogen door deze lange sluitertijd. Het onderwerp is echter verlicht door de flitser (met TTL). De korte flitspuls heeft de beweging van het onderwerp grotendeels bevroren. Als ik in deze situatie gebruik gemaakt zou hebben van de flits synchronisatietijd (1/200 sec) zou de achtergrond volledig donker zijn. Bereken maar eens hoeveel stops dat is.
Belichtingscorrectie
Wacht even. Als de sluitertijd niet uitmaakt, en de TTL elke wijziging in diafragma of ISO corrigeert, hoe kunnen we dan de belichting corrigeren als de foto ondanks alles toch te donker of te licht is? Want, eerlijk is eerlijk, het TTL systeem werkt niet vlekkeloos. Net als een normale belichtingsmeter wordt deze beïnvloed door veel factoren.
Is een geflitste foto te licht of te donker, dan moeten we op een of andere manier ervoor zorgen dat de flitser meer of minder licht produceert. Dit kan niet door de sluitertijd langer of korter te maken, want de sluitertijd heeft geen invloed op de flits, dat hebben we gezien. Ook niet door het wijzigen in ISO of diafragma, want de TTL corrigeert elke wijziging. Maar we kunnen wel de TTL corrigeren. Daarvoor is de flitslichtcompensatie in het leven geroepen, ofwel FEV (Flash Exposure Value).
Hiermee kunnen we de TTL meting bijsturen en beïnvloeden we op die manier de lichtopbrengst van de flitser. Als we dan kijken naar het resultaat van de FEV correctie zien we inderdaad een verschil in belichting. Dit is de enige manier om de belichting te compenseren. Elke andere manier zal bij TTL flitsen niet werken.
Maar pas op, als de flitser al moet flitsen met een maximale hoeveelheid licht, zal een correctie van +1 of +2 FEV niet meer werken. Meer dan een maximale lichtopbrengst kan er simpelweg niet zijn. Wanneer het maximum van de flitser wordt bereikt zullen we de instellingen van de camera moeten aanpassen. Dit kan door de ISO hoger te zetten, of een groter diafragma te kiezen. In beide gevallen heeft de camera minder licht nodig voor een goed belichte opname en zal de flitser minder hard hoeven werken zodat de +1 of +2 FEV wel ingesteld kan worden. Een langere sluitertijd zal voor dit doel niet werken, zoals we hebben gezien.
De praktijk
Deze theorie van het flitsen, hoe praktisch ook, heeft in dit artikel nog geen mooie foto opgeleverd. Het is waar dat TTL flitsen qua belichting bijna niet meer fout kan gaan, maar doordat al deze foto's frontaal van voren geflitst zijn levert dit de klassieke 'platgeflitste' foto op waarbij het model niet bepaald op haar best naar voren komt. We moeten dus iets gaan doen met de flitser zodat die lelijke flitsfoto's beter worden. Met de kennis over de werking van het TTL systeem en de camera instellingen, die we hopelijk nu hebben opgedaan, kunnen we aan de slag gaan om een mooie foto te maken met die flitser die we altijd verfoeid hebben. Dat komt aan bod in deel 2.